Architect wilde ik worden als ik 11 jaar was. Ik tekende perspectieven in de tekenschool, plattegronden op millimeterpapier in het vijfde leerjaar en bouwde de grootste, gekste huizen in Lego met mijn broer.
31 augustus 2000 zei mijn moeder dat ik nog 1 dag had om te beslissen wat ik wilde studeren. Ik was 18 en had de hele zomer de stapel brochures (jaja, toen was dat zo) van alle hogescholen en universiteiten genegeerd. Werken leek me niet meteen iets om naar uit te kijken, terugdenkend aan mijn studentenjob. Koffiezetten en vuilbakken leegmaken waren niet mijn droomtaken, zelfs niet als ik daar goed voor word betaald.
Na een grondige selectie bleven er twee opties over. Toevallig ook de kleurrijkste en mooist vormgegeven brochures. Fotografie aan Narafi en Interieurvormgeving aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (schone namen hadden ze toen nog). De scholen hadden beide nog een inschrijvingsdag in september.
Narafi was eerst en betoverde qua locatie. Toch trokken de ateliers mij niet zo aan. Fotografie sprak niet tot mijn 3D-verbeelding. Na een uur wist ik het zeker: dit wordt het niet.
Molenbeek was niet meteen een trekpleister voor zijn schoonheid, de school kon mij wel bekoren. Een oude school waar de opleiding Interieurvormgeving een onderkomen vond was charmant en wat niet perfect was, straalde iets exentrieks uit. Hier zou ik kunnen aarden. Een hoop knettergekke docenten bij elkaar, een ruimte voor artistieke expressie in een oud herenhuis, een cafetaria voor ons alleen. De kleinschaligheid beviel me heel erg.
Niet onbelangrijk. Mijn 3D-brein en mijn hart vatten vuur. Hier ging ik mijn ideeën kunnen laten stromen. Mijn talenten naar boven laten komen. Kortom: floreren. Ik mocht hier nadenken én creëren. Diepgang en schoonheid laten samengaan. Mens en techniek verenigen.
Ik koos en ik floreerde. Ik sprak plots vloeiend Engels voor een groep, ik haalde bijna de hoogste punten in mijn eerste jaar, ik werkte elke avond voor school, ik had energie, ik bruiste van ideeën. Hoe dichter bij de realiteit, hoe minder leuk ik het vond. Mijn stage was een koude douche. Ik besefte dat tekenen op de PC mijn lot zou worden. Of een gladde verkoper worden van designmeubelen. Geen van beide trok me aan.
Wat ik wilde was ontwerpen voor mensen, naar hun echte persoonlijke, unieke woon-, leef- en werkbehoeften luisteren. Die behoeften vertalen samen met een Interieurbouwer. Ik was nog te jong, te naïef en vooral veel te onzeker om door te hebben waar mijn sterktes lagen, wat mijn echte talenten waren.
Dat ontdekte ik gaandeweg…
Nele