Lijven, lijven, het zijn onze meesterlijke verblijven. Ze dragen, klagen en wiegen ons in slaap. Ze dwingen en zingen onze zinnen tot willen. Het willen van andere lijven. Van lijven met borsten, billen en piemels of niets van dat alles, of net alles van iets.
Het leven vangt dromen met blikken zo open. Zo open dat gedachten in en uit kunnen lopen. Dat dromen ons vullen. Verlangen van tenen tot krullen.
Wat rijmen doet, doen lijven ook. Ze voelen dat ritme ons doet neigen naar dansen. Woorden die dansen als lijven zo naakt. Zo zacht is jouw huid waarmee je de mijne raakt.
Ik wil je, ik wil je. Geef me niet op. Daar voel ik jouw liefde als ik je niet stop.
Nele